Schriftlezing: Genesis 22:1-8

Geliefde broeders en zusters in de Here Jezus, Ik zal jullie een paar foto’s van pasgeboren baby’s laten zien.

baby 1 baby 2 baby 3

Wat er zo interessant is aan de geboorte van een kind is o.a. dat elke baby die geboren wordt ter wereld komt met gehuil. Een huilende baby vraagt om aandacht. Want als pasgeboren mensje kan hij/zij nog niet voor zichzelf zorgen en is om die reden volledig afhankelijk van de hulp van een ander mens.

Een andere veel voorkomende eigenschap is dat elke baby met gebalde vuisten de aarde betreedt. Virginia Stem Owen reflecteert op deze gebeurtenis door te zeggen dat “wij mensen ter wereld komen met gebogen vingers en het is alleen door langzame, voortdurende oefening dat we leren onze handen te openen..." Er is een proces dat moet worden gevolgd.

Evenzo vindt de geloofsgroei van een volgeling van Christus niet automatisch plaats, maar door een lang proces. Wij geloven dat, zolang we in deze wereld leven, ons geloofsleven vorming of heiliging zal blijven ervaren (de theologische term is sanctification). Het betekent dat, net zoals een pasgeboren baby nog moet groeien, dit ook geldt voor ons geloofsleven.

Door de passage van vandaag kunnen we leren van de levenservaring van Abraham, naar wie vaak wordt verwezen als de Vader van Israël of de Vader van de gelovigen. Abraham, die toen nog Abram heette, had Gods belofte ontvangen. In Genesis 12:2 zei God: "Ik zal u tot een groot volk maken, u zegenen en uw naam beroemd maken; en u zult een zegen zijn".

Deze belofte van God werd herhaald toen Abram twijfelde aan Gods belofte, omdat hij het al jaren wist maar de belofte nog niet was vervuld. Genesis 15:5 zegt: "Toen nam God Abram mee naar buiten en zei: "Kijk omhoog naar de lucht, tel de sterren, als u ze kunt tellen." Dus Zijn Woord aan hem was: "Zoveel zullen uw nakomelingen zijn."

Geliefde broeders en zusters in de Heer Jezus,
Gods belofte aan Abram is duidelijk, dat God hem zal zegenen en hem vele nakomelingen zal geven. Hij zal de vader van vele volkeren worden. De vraag is, waarom lijkt God in onze passage Zijn belofte te zijn vergeten en Abraham te vragen Izaäk als brandoffer te offeren? Met andere woorden, God vroeg Izaäk, zijn enige zoon, terug uit Abrahams hand. Als we op dat moment in de positie van Abraham zouden verkeren, wat zou dan onze reactie zijn?

Natuurlijk protesteerde Abraham bij God. Had God het hem niet beloofd? Waarom moest dit kind nu meegenomen worden? Waarom hield God Zijn beloften niet? Maar wat was de reactie van Abraham? Laten we het verhaal volgen. In die tijd kreeg Abraham van God de opdracht om naar de berg Moria te gaan om zijn enige zoon, Izaäk, te offeren. Voor Abraham was zijn zoon Izaäk de meest geliefde en meest waardevolle persoon.
Hij was het kind dat hij kreeg op zijn oude dag. Zijn geboorte was lang verwacht, werd met vreugde begroet en was het hoogste doel van Abrahams liefde. Juist om dit kind vroeg God. Als we aandacht besteden aan vers 2 in onze passage, is Gods gebod buitengewoon:

  1. God openbaarde niet alles aan Abraham. Hij noemde de exacte locatie van het offer niet. Het ligt in de regio Moria, "een van de bergen waarover ik je zal vertellen".
  2. Dit gebod van God werd niet gegeven om onmiddellijk uitgevoerd te worden. Er was een pauze voordat Abraham zijn zoon offerde. Eerst moest hij naar Moria. Tijdens de reis moet hij tijd hebben gehad om na te denken en te worstelen, of hij dit bevel van God nu wel moest uitvoeren of niet. Als hij wilde, zou Abraham nog steeds van gedachten kunnen veranderen, omdat God hem niet zei onmiddellijk te handelen. Abraham had eigenlijk nog steeds een keuze.

Geliefde broeders en zusters in de Heer Jezus,
We kunnen ons de worsteling in Abrahams hart en geest over zo'n bevel voorstellen. Vanuit menselijk oogpunt is het bevel volkomen onredelijk of onaanvaardbaar. Waarom? Ten eerste druist het in tegen het gezond verstand. God had Abraham beloofd dat hij de vader van vele volken zou worden. Hoe kon hij de vader van vele naties worden als hij zijn enige zoon moest verliezen? Izaäk was de enige hoop om zijn lijn voort te zetten. Deze opdracht sloeg gewoon nergens op.

Ten tweede, het gebod is in strijd met de menselijke liefde (human affection). Hoe kan een vader zijn eigen zoon willen opofferen en doden? Bovendien was het zijn enig kind, van wie hij heel veel hield. Deze eis was niet in overeenstemming met de menselijke gevoelens.

Broeders en zusters, op onze geloofsreis als volgelingen van Christus zijn Gods geboden vaak in strijd met onze eigen manier van denken (menselijke logica) en met onze gevoelens (menselijke emoties). Gods bevel dat Abraham zijn zoon moest offeren is totaal onaanvaardbaar, bezien vanuit zowel de logica als de menselijke gevoelens.

Echter, aan de andere kant, als we erover nadenken, is Gods gebod eigenlijk niet zo onaanvaardbaar. Waarom? Omdat het in feite God was die het kind aan Abraham gaf, behoort Izaäk ook God toe. Aan Abraham werd hij alleen toevertrouwd. Dus eigenlijk had God het recht om Abraham te vragen het kind terug te geven. Mensen hebben de neiging te vergeten dat wat ze hebben niet hun bezit is, maar door God aan hen is toevertrouwd, inclusief dit leven. Job deed ooit de klassieke uitspraak in Job 1:21: "God geeft, God neemt, gezegend zij de naam van God".

Dus als we begrijpen dat dit alles door God aan ons is toevertrouwd en niet puur ons eigen bezit is, dan is het niet meer dan normaal dat God het kind zal vragen aan wie het is toevertrouwd. Bovendien, als we ons herinneren hoe Izaäk precies in de wereld gekomen was, dan was dat gewoon een genade van God. De geboorte van Izaäk was een wonderbaarlijke geboorte omdat Sarah, de vrouw van Abraham, eigenlijk in de menopauze was, wat het onmogelijk maakte om te bevallen. Abraham en Sarah hadden het al opgegeven om kinderen te krijgen. Maar God hield Zijn belofte om hen kinderen te geven.

Geliefde broeders en zusters in de Here Jezus,
Als God leven kan geven vanuit een onvruchtbare baarmoeder, kan Hij zeker leven geven aan Izaäk als hij geofferd wordt. Voor God is niets onmogelijk. Als Hij een wonder van geboorte kan verrichten, waarom kan Hij dan niet ook een wonder van opstanding verrichten?

Als we nadenken over Gods bevel dat Abraham zijn zoon moest offeren, is dat inderdaad moeilijk te aanvaarden omdat het in tegenspraak is met de menselijke logica en gevoelens. Maar als je erover nadenkt in overeenstemming met Gods eigendom en macht, dan kan de volgorde acceptabeler zijn. Dit soort paradoxen is van toepassing op elk gebod van God aan de mens. Vanuit menselijk perspectief zijn Gods geboden onlogisch, irrationeel en onaanvaardbaar. Maar vanuit Gods perspectief bekeken is alles logisch.

Terug naar het verhaal uit onze perikoop, wat was Abrahams reactie op Gods bevel? In vers 3 staat: "De volgende dag stond Abraham 's morgens vroeg op, zadelde zijn ezel ... toen ging hij op weg en ging naar de plaats die God hem had verteld.” We zien hier dat Abrahams gehoorzaamheid spontaan was, zonder vragen te stellen.

Toen hij 's ochtends wakker werd, verspilde hij geen tijd om dingen klaar te maken die hij nodig had. Hij was klaar om te gaan, ook al weten we dat deze reis erg moeilijk voor hem was. Bovendien duurde de reis meerdere dagen. In vers 4 staat dat hij op de derde dag op zijn bestemming aankwam. Abraham had dus drie dagen de tijd om na te denken over dit gebod van God. Er rijzen verschillende vragen op, zoals "waarom is hem dit overkomen?"; "wat als ...?" "Wat moet hij doen in deze moeilijke situatie?"

We weten dat wachten, voorbereiden en worstelen in onze geest een mens kan martelen. Het lijden werd nog erger toen Izaäk, zijn zoon, in vers 7 vroeg: “Hier is vuur en hout, maar waar is het lam voor het brandoffer?” Misschien hebben we ooit ervaren dat ons lijden vele malen erger wordt wanneer we het alleen in ons hart houden, maar we kunnen het niet vertellen of delen met anderen.

Abraham stond er alleen voor in deze zware strijd. Stel je voor dat hij moest opgeven wat hem het meest dierbaar was, namelijk het kind van wie hij hield. Maar hij vertrouwde niet op zijn eigen kracht en bekwaamheid. Ook toen hij hulpeloos was, geloofde hij nog altijd. Dit wordt duidelijk toen hij Izaäks vraag beantwoordde: "God zal het lam voorzien als brandoffer voor Hem, mijn zoon". Dit was echt een geloofsbelijdenis.

En niet alleen een geloofsbelijdenis, maar ook vergezeld van daden. Abraham was bereid het meest waardevolle in zijn leven voor God op te geven, namelijk het enige kind van wie hij hield. Hij was niet ongerust, maar geloofde dat God nog steeds voor hem zou zorgen. Dit is een daad van geloof. Wat is het meest waardevolle in ons leven? Zijn we bereid het beste voor God op te geven?

Broeders en zusters, zodadelijk zullen we deelnemen aan het Heilig Avondmaal, dat ons er allemaal aan herinnert dat God het beste voor ons heeft gegeven, namelijk Zichzelf door de Heer Jezus om aan het kruis te sterven, om daarmee verzoening te schenken voor onze zonden en die van deze wereld. Eerder waren we ook getuige van de kinderdoop van Noah Alexander Naburju Lemmen, het tweede kind van broeder Raoul Lemmen en zuster Santi Simatupang. Broeder Raoul en zuster Santi, lieten hun kinderen dopen in de overtuiging dat de kinderen die ze hebben gekregen hen door God zijn toevertrouwd.

Tijdens gesprekken met de ouders, ter voorbereiding op de doop van dit kind, herinnerde ik broeder Raoul en zuster Santi eraan dat God hen heeft toevertrouwd om Zijn "babysitters" te zijn door Noah aan hen toe te vertrouwen om hem te laten opgroeien, opleiden en opvoeden. Een moeilijke taak, zeker met de uitdagingen van vandaag de dag.

Broeder Raoul en zuster Santi, jullie herinneren je de lastige tijd die voorafging aan de geboorte van Noah in deze wereld. Santi's moeder, die uit Indonesië kwam, werd ziek en moest in het ziekenhuis worden opgenomen. Maar lof aan God, uiteindelijk is alles soepel verlopen met Gods hulp. Noah is van God, maar Hij heeft hem aan jullie toevertrouwd. God zal jullie ook helpen en jullie in staat stellen om voor Noah te zorgen en zijn ouders te zijn. Aan Raoul, Santi, Emilia en de verdere familie, gefeliciteerd met de doop van Noah. God zegene ons allemaal.

AMEN.